De rampspoedige scheepvaart der Franschen naar Oostindien, onder 't beleit van de Heer Generaal Augustyn van Beaulieu, met drie schepen, uit Normandyen. Daar in hy vertoont, niet alleenlijk de rampen en tegenspoeden die hem in deze reis overgekomen zijn, en 't verlies van twee zijner schepen, in deze tocht verloren: maar ook veel aanmerkelijke beschrijvingen der plaatsen, daar hy geweest heeft, zijn handelingen met d'inwoonders, hun wetten, zeden en gewoonten. Beneffens verscheide naukeurige historien van die gewesten; daar in de geweinstheit, list, bedroch, wreetheit, en in 't kort de gruwelen der groten van die landen, en inzonderheit der vorsten van Achem, vertoont worden